2.

Men is gewoon den horizon in 32 gelijke deelen of streken, van 11° 15' ieder te verdeelen. De wind, volgens de rigting, van eene dezer streken loopende, wordt de windstreek genoemd: bijv. de wind van het Noorden naar het Zuiden waaijende, wordt gezegd noorden wind te zijn.

Het schip kan ten opsigte van den wind 7 rigtingen hebben.

Voor den wind is. als het schip zoo ligt, dat de wind van achteren inkomt, en parallel met de kiel waait.

Halver wind is, als de wind eenen regten hoek met de kiel maakt.

Van den wind is, als de wind achterlijker dan dwars inkomt, of ook bakstaag.

Bij den wind is, als de wind 2 streken voorlijker dan dwars inkomt, of eenen hoek van 6 streken naar voren met de kiel maakt; dit is het digtste aan den wind, dat een raa'schip zeilen kan.

Ruimschoots is, als de wind minder dan 2 streken voorlijker dan dwars inkomt; dus tusschen halverwind en bij den wind.

Als de wind meer dan 2 streken voorlijker dan dwars inkomt, wordt zulks genoemd in den wind, en als de wind regt van voren inkomt, zegt men het schip ligt op den wind.

Men zegt het schip ligt over stuurboord, als de wind bakboord inkomt, of met bakboord halzen toe; en omgekeerd.


(*) Zie Bourdé de Villehuet, Vaillant, Darcy Lever.
J. Franc: Handleiding tot de Scheeps-besturing, Delft, 1825.

Transcribed by Lars Bruzelius


Sjöhistoriska Samfundet | The Maritime History Virtual Archives | Seamanship | Search.

Copyright © 1998 Lars Bruzelius.