Het XIV. HOOFT-DEEL

Handeld

Vande Zandstrooken. Haare Dikte, als ook de Dikte vande gansche Scheeps-huid. Na wat Maat sommige Zantstrooken hebben uitgevallen. Vande Middel-Spanten; waar, en hoe wijd van den anderen dienen te staan. Vande Wijdheid van de Vlak, by 't gemeen 't Schips Bodem genaamd. Van het invallen, en verkeeren vande Scheerstutten in 't Schips midden. Vande Stellinge, of Steigeringe rondom 't Schip. Vande Scheerstrooken, hoedanig sy Wyd uitgebogen werden. Eenige Aanmerkingen daar ontrent. Hoe veel de Scheer-Strooken gemeenlijk wel voor, en agter oprysen. Haare Rondte, en Swangte. Beide met Voorbeelden getoond. En werden deese Scheerstrooken by de Scheeps-Bouwmeesters somtijds ook wel bewaard, om aan haar volgende Scheepen weder Dienst te konnen doen.

Vande Zandstroeken.

IN 't voorgaande Hoofd-deel de Kiel op stapels geleid, en Stevens daar opgerigt hebbende, vereist d' order de Sand of Saad-strooken, om dat gelijk als het Saad en beginsel van alle andere Strooken, of Planken sijn, daar aan te passen. 't Syn d' eerste Planken aan 't Schip, en de naaste aan de Kiel, en Stevens, in welkers hier voorgemelde Spondens sy ook met haar een Kant, op dese wijse werden ingevoegd. Men schrapt met de Passer Strooks Buitekant ter voeging, eenparig af, en men steld de Steek ergens neder; vervolgens bereidmen sig een plat Spaantje, ter langte van een Voet, of meer, hier in snijdmen ter eener zyde een Kerv, en schuivd het dan binnewaarts langs de Santstrook tot tegen de Sponde aan, als wanneer een Passersteek, onder de gegeve kerv, op de Strook, gesteld werd. Naderhand de Strook afgenomen sijnde, men leid het Spaantje in voorgaande Order, en de bewaarde Passers Wijdte opwaarts afgesteken sijnde, komt wel te voegen. En kan ook alsoo met alle Hout, dat wegens desselvs Plaats, voor de Passer onraakbaar is, gehandeld werden. Dog daar Knie, of Steven dit gebruik beletten, mag op eenige plaatsen, door den Beitel, de van buiten gegeven Schrap, na Spondens roying doorgestoken, en dan met de Lyn van d' een, tot d' ander Plaats doorgeslagen werden.

Zy nemen (Zeillagies wille) een gansch omgedrayde Figuur aan, staan met haar eene kant aan de Agter-Steven lootregt overeynde, en worden in Schips midden byna Waterpas, of sodanig dat met haar buitekanten, en Kiels Binnesponde, een regte Liny maken, neergebogen. Voorwaarts gaande, rysen sy weder veel, of weinig op, na Mate dat de Voor-Steven veel, of weinig komt te vallen. Haare Dikte is met de overige Huid van 't Schip gelijk, en behoord te wesen als dit volgende Cijffer Getal aanwijst:

Haare Dikte.

Een
Schip
lang,
van
40 60 2
60 80
80 100 Voeten,
moet
hebben een
Huid, dik
3
100 Tot 120 Duimen
120 140 4
140 160
160 170

Desselvs Breedte is somtijds 18, 20, of 22 Duimen, na dat de Planken konnen uitwerken. Voorsigtig salmen doen, indien men dese Santstrooken voor, of agter niet te veel uitbreeke, of te vlak uitbuige; want te wijd uitgebogen sijnde, men vind sig genoodsaakt daar over in te Timmeren, 't geen een groote Misstand soude geven; maar te steil staande kan 't ligtelijk gebeterd worden.

Siet hier eenige voorbeelden, hoedanig verscheide Santstrooken, zo agter, als voor, hebben uitgevallen. Een Hoeker, lang 80 Voeten, de Santstrook viel uit op het Agterspant, of anders 13 Voeten 6 Duimen uit de Hieling, na dese, en voor op de Knoop vande Steven, die dan ook 14 Voeten voor over viel, na die Liny: als in den Figura B te sien is.

en uitvallen.

Een Fluitschip lang 140 Voeten, het Agterspant stond 20 Voeten 9 Duimen uit de Hieling, de Santstrook viel aldaar uit, na dese, en voor op 't Agterlas vande Steven, die dan ook 22 Voeten voor over viel na die Liny, als by Figura C vertoond werd.

Een Spiegel-Schip Lang 145 Voeten, het agterste Spant staat uit de Hieling 21 Voeten, 8 Duimen, de Zantstrook valt aldaar, na dese, en voor op het agter Lasch vande Voor-steven, die dan 28 Voeten voor over hing, na die Liny uit, als by Figura D.

Een Schip lang 155 Voeten, de Zantstrook viel 21 Voeten, uit de Hieling te meeten, na dese Liny, over de Kiel uit, gelijk by E gesien werd.

De Zandstrooken van een Haring-Schip vielen op de Voor, en Agter-Spanten zodanig uit: als in Figura F vertoond werd.

Vande Spanten in 't gemeen.

De Spanten, Uit, of Om-Spansels, sijn een Vergadering, of t' Samenvoeginge van Houten, die met haar vijv, of zevene; benevens de daar omgebooge Centen, 't Schip, in Hoogte en Breedte: maar niet in Langte, gelijk als uitspannen, en aldaar, op die wyse, desselvs Omtrek, en Fatsoen, geven.

Vande Middel Spanten.

De twee middelste die malkander in alle Deelen gelijk sijn, worden ontrent het midden van 't Schip, na dat de Scheepen lang sijn, somtijds 5, 6, 8, 10, of 12 Voeten vanden anderen gesteld, en Middelspanten genaamd. Agt moetmen geven, datmen in die te plaatsen, geen Disorder aan de andere Wrangen, of Leggers op de Kiel, toebrenge; maar die sadanig schikken, dat, de daar tusschen in leggende, ook haar behoorlijke Ruimte hebben. Dit Deel, tusschen dese Spanten in, is het eenigste, van 't geheele Schip, dat met sig selven gelijk is; alle andere, van Deel tot Deel, een andere Figuur aannemen.

Haare Stantplaats

De regte Stantplaats van 't agterste Middelspant werd, (na 't Oordeel van veele Bouwmeesters) aldus gevonden. Neemt de helft van Voorstevens vallen, dese addeert tot Schips geheele Langte, d' Uitkomst gehalveert sijnde, soo wijst het overige ons de Voeten aan, die 't agterste Middelspant uit de Agter-Steven moet staan. By Voorbeeld: een Schip lang 158 Voeten, de Voor-Seven [sic] valt 32 Voeten: Vrage waar sal de Plaats van 't gemelde Spant wesen? Antwoord: 87 Voeten uit Schips Langte van agteren. Siet het Werk:

werklijk vertoond.

158
16
174
87

en hoe wijd die van malkander moeten staan.

Wijders, Kiels overige Langte, tusschen dit agterste Spant, en het Binnelasch vande Voor-Steven in 4 gelijke Deelen gedeeld, een derselver sal de Wijdte tusschen 't een, en 't ander Spant wesen: een weinig min of meer, na 't sig met de Leggers schicken wil. Wat Figuur dese Spanten moeten aannemen hangt ten grooten Deele van Schips Wijdte, en Holte, voorts van 't Oog, en Oordeel des Bouwmeesters af. Dog de ondiepheid onser Zeegaten is dikmaals d' Oorsaal dat hy desen aangaande, niet kan betragten, 't geen hy andersints wel verstaan soude best te wesen.

Vande Wijdte van 't Vlak.

Sommige sijn van gevoelen, dat het Vlak soo wijd, als de Hekbalk is, behoord te wesen. Dog dese hedendaags drie vierde Deelen, en meerder, van Schips Wijdte, lang sijnde, soude het Vlak, na desen Regel, immers in Oorlog, of andere ter snelle Vaart geschikte Scheepen, al te wijd vallen.

Ook kan ik niet sien wat Gemeenschap de Hekbalk met 't Schips Vlak sou hebben: dewijl het Vlak, al vande Kiel af, begind op te rysen, en dan in de Kimmen ook al zagt en eenparig omgaat; sulks datmen niet wel sou konnen seggen, waar 't Vlak begin of Einde soude nemen. Dog in Hollands Noorder-kwartier, alwaar men nog gewoon is 't Schips onderste Fatsoen, niet door Centen, gelijk aan de Maaskant, maar door de Planken selve, die om 't Schip vaaren sullen, te geven, en by haar Boejen genaamd werd, heb ik gesien dat by sommige Meesters nog Scheepen werden gebouwd, die, in 't op, of omgaan van de Kimmen, een Plank hebben, die al dapper over d' andere Planken inkomt, en aldaar een Kimmende Naad geevd. Sulks dat het Vlak, hier door vande Kimmen, schijnd onderscheiden te sijn.

Dog dese Mode heeft aan de Maaskant, daar de Kimmens, met het Vlak eenpaarig omgaan, geen ingang, 't geen best agte.

Onse Bouwmeesters dese Middelspanten gemeenlijk uit een regten Hoek, of Winkelhaak formeeren. Daar in sy dan de Leggers, Oplangen, en Stutten sodanig binnewaarts beschrijven als goed vinden. Gelijk als by de Figura G gesien kan werden. Dog tot beter Verstand sal ik hier een a twee Voorbeelden van Spanten ter nederstellen, sodanig die by verscheide Bouwmeesters sijn aangeleid geworden.

Een ander.
Voeten, Duimen.
Een Schip, lang 154, wijd 38 Voeten, hol 17 3
't Middelspant was binnen de Winkelhaak, op 11 Voeten Waterpas, uit de Middelschrap vande Kiel gemeeten 0
Inde Kimmen 3 1
Ande Boven Einden vande Stutten 4 10
En op 16 Voeten Holheid, uit de Kiel, had het Spant sijn volkomen Wijdte.
Een ander.
Voeten, Duimen.
Een Schip, lang 155, wijd 36 Voeten, hol 17 0
't Middelspant was binnen de Winkelhaak, op 17 Duimen Holte, uit de Kiel, regt op en neder 3 0
In de Kimmen 3 2
Op de boven Einden vande Stutten 4 0
Had op 17 Voeten Holte sijn volkomen Wijdheid.
Een ander.
Voeten, Duimen.
Een Fluit-Schip, lang 140, wijd 34 Voet, 3 Duimen, hol 14 6
't Middelspant was binnen de Winkelkelhaak [sic], op 10 Voeten, Waterpas uit de Middelschrap vande Kiel 0
Inde Kimmen 2 6
Op 5 Voeten Hoogte, regt op en neder uit de Kiel 0
Op de boven eynden vande Stutten 3 0
De volkomen Wijdte was op 12 6
Een ander.
Voeten, Duimen.
Een Spiegel-Schip lang 85, wijd 22, hol 11, Voorscheens 4 Voeten, en 1 Duim, 't Middelspant was inde Kimmen ingenomen 2 4
Op 't boven Einde vande Stutten 2 0
Een ander.
Voeten, Duimen.
Een Hoeker-Schip lang 72, wijd 18, hol 10 Voeten. 't Middelspant was binnen de Winkelhaak, op de Kimmen 2
Op de Ende vande Oplangen 1 5
En 't Schip had sijn wijdte op 8 0

Van 't Schips Stellingen.

Dese Spanten haar Plaats genomen hebbende, vind sig het Volk besig met, ter wedersijden van de Kiel, op Schips Wijdte de Stellingen, of Steigeringe te maken. De Stelling-staken, die na Schips Grootheit korter of langer moete wesen, mogen langs Scheeps 6 Voeten vanden anderen staan, en dienen ook dwersscheeps, om bequaamlijk te konnen booren, en Bouten inslaen, na de Swaarheit van 't Werk, 4, 5, of ook 6 Voeten wijd te wesen: onder scherp gehakt, en door de hier voorgenoemde Wervpaalen, Plaats voor haar, in d'Aarde, gemaakt sijnde werden door de Saaltangen aangegrepen, en met Geweld daar in gedreven. Wijders door sterke Touwen, de Jocken ter gestelder Hoogte, en Schips Beloop, aan gegord, en Balkplanken daar op gevoerd, is 't van des Bouw-meesters werck de Scheerstrooken aan te brengen. 't Syn Planken, breed 8, 10, of 12 Duimen, en 2 a 3 Duimen dik, gaande in 't midden op de Holte van Schips onderste Uitwatering, van vooren tot agteren, ter wedersyden buiten om het Schip, gevende het selve aldaar sijnen Omtrek. De Middellijn, die van d' eene tot d' ander Steven werd gespannen, is het Rigtsnoer waar na sy ter wedersnyden, evenwydig uitgebogen, en op de Schoorbalken, 't sijn Masthouten welkers eene Eynde van binnen tegen de Stevens, en andere Einden aan de Swiepingen vande Middelspanten gehegt sijn, door Sparren en Latten vast gekneveld werden.

Sommige Bouwmeesters, door een verkeerde Waan van 't moy, dese Strook voor, en in Fluitscheepen ook agter, soo bespottelijk rond uitbuigen, dat naderhand de Barkhouten, en Planken, op dese groote Bogt, in 't aanbrengen, altemaal moeten breeken, en tot schande werden. Ja worden somtijds op de Boegen wel 12, 14, 16, of meer Duimen buiten de Cirkel gesteld: gelijk selver ontrent de alsulke ben besig geweest.

En of wel het Nut, en de daar uitvolgende Reden ons leeren niet buiten de Kring te loopen, nogtans de aldwingende gewoonte heeft gewild, Vande Scheerstroken. dat alle Scheeps stutten van vooren tot agteren, alhoewel met veel Houtspilling verzeld, op haar boven Eynde, voor 't gesigt een regte Liny soude vertoonen. hoedanig Wijd uitgebogen. 't Welk Schips Boegen, maar langsaam, en eenparig omgaande, swaarlijk soude wille toelaten, of de Oorstutten mosten verre van de Voor-Steven blyven, 't geen men meend een Mistand soude geven.

Een eenige Aanmerkingen daar ontrent.

Edog wat kan redelyker wesen, als dat de mindere, de meerderen Scheeps Deelen volgen? Wat soeter, als de Regelingen boven aan de Stutten eenigsints den Omloop vande Barkhouten vertoonen? Waarom dog de Oor, en andere Stutten, tegen Houts Natuur, zo vel uitgebogen? Is 't op dat het Schip boven wijd, en ontsaglijk mogt wesen? men soude immers de Stutten, boven de Barkhouten, regt, of anders sagt en eenparig laten opschieten, en op dese wijse soo veel Wijdte, alsmen nodig had, of begerig was, bekomen konnen.

Even ongerijmd komt my ook dat agter rond uitbuigen vande kromloopende Fluitschepen te binnen. Want indienmen de Scheepen agter wijd wil hebben, waarom gebruiktmen dan niet liever een Hekbalk, als datmen de Barkhouten, en Planken op de Boege tot schande brande, en egter die nog in 't aanvoegen doet in Stucken breeken? Of is 't om de Spiegel te ontgaan? Waarom dan niet de Engelsche gevolgt; die de Planken van Schips Huid aan de Hekbalk hegten? Of vallen de Spiegel-Schepen agter alte wijd? Waarom maaktmen dan de Hekbalk niet korter; en laatmen de Windveringen meerder invallen? En waarom dog wilmen dan de Fluiten soo wijd hebben? Anders als om datmen de Ruimte wel nodig heeft.

In 't kort geseid, 'k heb nog noit eenige gegronde Reden gehoord, waarom datmen liever een Fluit, dan een Spiegel-Schip behoord te maaken,

Dog het schijnd dat de Bouwmeesters het een Eer agten, als sy met veel Arbeids, en Houts kosten, eenige onnutte, so niet schadelijke drayen, aan 't Schip, weten te geven.

Hoe veel de Scheerstrooken voor, en agter oploopen.

Dese Scheerstrook werd gemeenlijk op het voorste Middelspant, met de Bovekant, na Schips Holte, of alderlaagst geset, en rijst na vooren toe, op yder 6 Voeten Schips Langte een, en na agteren toe, 5 Duimen op. Siet hier van eenige Voorbeelden, dewelke, alhoewel sy misschien, om verscheide, en ons onbekende Redenen, niet alle volkomen met desen Regel overeenkomen, egter daar om heen sullen swieren. De eerste Liny wijst de Langte vande Scheepen, in Voeten; de tweede, het voor oploopende vande Strook in Duimen; en de derde, het agter oprysen in Voeten, en Duimen, aan.

Voeten. Voeten. Voet. Duimen.
t' Schip
lang
85 11 5 0
85 9 5 6
90 13 7 0
93 16 6 6
113 De
Strook
springt
voor op
18 9 0
132 16 Springt
agter op
8 0
144 25 11 0
154 24 10 8
155 20 11 0
158 25 10 9
160 27 12 6
80 12 4 6

Om dat yder Soort van Scheepen syn byzondere Zwier heeft, zoo agtmen dat 't Agter-oploopen van Fluit-Scheepen meerder, dan Fregatten moet wesen. De Reden waarom dese Strooken, en, by gevolg, ook de Barkhouten agter zoo veel, en voor zoo weinig, werden opgeset, is, om dat de Scheepen, zeillagies wille, agter veel dieper dan voor, in 't Water moeten treden, 't geen dan de Barkhouten agter doet daalen, en voor oprysen. Zulks dat dese Barkhouten voor, en agter, even hoog uit 't Water leggende, een goed Gesigt zal geven; want Schips Fortuinig daar boven komende, doet het agter Kasteel zwierig genoeg schynen. Indien wy dan alleen het Nut vande Scheepen, en niet een ingebeeld Mooy, in 't Oog hadden, wy souden de Overloopen, na voorgaande Leeringe, agter, en voor, behoorlijk doen oprysen, en laaten die vande Barkhouten sodanig gevolgt worden, dat niet buiten, of boven de Kragt van 't Schip kwame te leggen, of, om de Geschuts-Poorten wille, door midden mosten gehakt werden.

De Figuur die dese Scheerstrook voor, en in Fluit-Scheepen ook agter moet aanneemen, is by na met de Linien gelijk, die by de Letter G gesien werden.

En ander.

De Bogt die opwaards loopt, by de Konstkundigen gemeenlijk Rondte, die neerwaards gaat, Zwangte genaamd werd. Niet wel is eenige Regel daar van te geven, 't komt meest op d' Ondervinding, en Oog vande Meester aan. Na Mate de Steven veel valt, de Boegen grov sijn, of over 't Water hangen, moet de Rondte meer of minder wesen. Sy moet in Zwangte veranderen, ter plaatse daar 't Schip sig op Zyde begint te vertoonen.

En dewijl dese Bogten, by loutere Gissing, swaarlijk te treffen sijn, soo vinde ik seer ample Aanteekeningen, by verscheide Bouwmeesters desen aangaande gedaan. Waar van hier eenige sal ter neder stellen, misschen of nog iemand mogten Dienst doen.

Haare Rondte, en Swangte.

Daar is dan een Schip, lang 80, wijd 18, hol 7 Voeten. De Strook is gereed gemaakt door een Ry van 10 Voeten, en had op de eerste Ry rondte van a, tot b. De halve Ry van a, tot c. De tweede Ry Swangte van a, tot d. De halve Ry van a, tot e, en soo voorts de geheele zyde van 't Schip langs. Ziet op Figura I.

En ander.

Een Schip lang 93, wijd 21, hol 7 Voeten 6 Duimen. De Strook is reed gemaakt met een Ry van 12 Voeten. d' Eerste Ry heeft Rondte van a tot b. De halve Ry van a, tot c. De tweede Ry van a, tot d, Zwangte. De halve Ry van a, tot e. En soo voort Schips zyde langs. Ziet op Figura K.

En ander.

Een Schip lang 113, wijd 24, hol 9 Voeten. De Strook is bereid door een Ry van 9 Voeten. De eerste Ry heeft Rondte van a tot b. De halve Ry van a tot c. De tweede van a tot d. De halve Ry van a tot e Zwangte. En soo vervolgens. Ziet by de Letter L.

En ander.

Een Schip lang 125, wijd 32, hol 13 Voeten, de Strook bereid door een Ry van 12 Voeten. De eerste Ry heeft Rondte van a tot b. De halve Ry, van a tot c. De tweede Ry van a tot d Zwangte. De halve Ry van a tot e. De derde Ry van a tot f. En soo voorts eenparig. Ziet by M.

Door verscheide voorbeelden getoond,

En ander.

Een Schip lang 154, wijd 38, hol 17 Voeten, 3 Duimen. De Strook reed gemaakt met een Ry van 12 Voeten. De eerste Ry Rondte van a tot b. De halve Ry andermaal van a tot b. De tweede Ry van a tot c. De halve Ry van a tot d Zwangte. En dan voorts van a tot c, door Schips geheele Zyde. Ziet by N.

En ander.

Een Schip lang 158, wijd 36, hol 16 Voeten, de Strook gereed gemaakt door een Ry van 12 Voeten. De eerste Ry heeft Rondte van a tot b. De halve Ry van a tot c. De tweede Ry van a tot d. De halve Ry van a tot e Zwangte. De derde Ry van a tot f Zwangte. En dan voorts over al. En een Schip van 160 Voeten, quam met dese Strook by na over een. Ziet by O.

En ander.

Een Fluit-Schip lang 104, wijd 34 Voeten, 6 Duimen, hol 14 Voeten, 6 Duimen, de Strooken, voor en agter, sijn gereed gemaakt met een Ry van 12 Voeten. De eerste Ry, vande voor-Strook, had Rondte van a tot b. De halve Ry van a tot c. De tweede Ry van a tot d. De halve Ry van a tot e Zwangte. De derde Ry van a tot f. Al de andere Ryen van a tot g Zwangte. Ziet by P.

De eerste Ry, vande Agter-Strook, had Rondte van a tot b. De tweede Ry had wederom van a tot b Zwangte. De halve Ry van a tot d Zwangte. De derde Ry van a tot e Zwangte. En soo voorts; als by Q.

En ander.

Een Koopvaardy-Hoeker, lang 80, wijd 20, hol 11 Voeten. Nota, de Scheerstrook van een Hoeker word gemeenlijk voor, en agter, soo hoog gesteld, dat de Boegen niet meer uit, maar inbreeken; waarom ook dese Strook van 't begin af, Zwangte heeft. Door Zwangte versta ik, als de Steeken op de Einden der Ry, en door Rondte, als die op 't midden vallen; alhoewel sommige de Bogt, die opwaarts gaat, altijd Zwangte, en die nederwaarts gaat, Zeeg noemen. De Voor-Strook deses Schips dan, reed gemaakt door een Ry van 10 Voeten, zo had de eerste Ry Zwangte van a tot b. De halve Ry van a tot c, en zo voorts. De Agterstrook, de eerste Ry van a tot d. De halve Ry van a tot e, en soo met d' andere. Siet by R.

Merkt, wanneer zegge, dus of zo veel Swangte, dat ik daar door verstaa, de Ry op yder Einde soo veel afgeweeken te hebben; en by gevolg dat de Steek aldaar soo groot geweest is. Want andersints de Ry met het een Eynde aansettende, soude het ander Eynde dubbeld afwijken, 't geen buiten usu, of gebruk soude sijn.

De groote verandering, die wy hier ontrent de Scheerstrooken gewaar worden, Hangd, gelijk nogmaal gezeid is, niet zo seer van het veel, of weinig oploopen der Scheepen, als wel voor naamlijk van 't Fatsoen der Boegen, af.

Eenige aanmerkinge daar ontrent.

Meesters, gewoon daaglijks Scheepen te bouwen, dese Scheerstrooken wel gemeenlijk bewaaren, om deselve in 't volgende, de naast daar by overeenkomende Scheepen wederom toe te passen. Andersints, heb ik wel sien gebeuren, datmen dese Strooken ligtelijk, (gelijkmen seid) in d' asch kon branden, en buigen. Waarom sommige ook niet onvoorsigtig doen, dewelke ergens, een Schip, ten naasten by met 't geen sy voorhanden hebben, gelijk siende, de Rye eens om de Boegen spannen, en sien wat Swier die komt te neemen, waar na sig eenigsints dan reguleren konnen.


Cornelis van Yk: De Nederlandsche Scheeps-bouw-konst open Gestelt; Vertoonende naar wat Regel, of Evenredenheyd, in Nederland meest alle Scheepen werden gebouw; mitgaders Masten, Zeylen, Ankers en Touwen, enz. daar aan gepast.
Ian ten Hoorn, Amsterdam, 1697. pp 67-75.


Transcribed by Lars Bruzelius.


Sjöhistoriska Samfundet | The Maritime History Virtual Archives | Shipbuilding | Search.
Copyright © 2003 Lars Bruzelius.