Een Fluit-schip lang 120 voet, wijt 22 voet, hol 11½ voet, rijsende achter op ieder voet lengte, een duim.

Heeft wederzijts 5 vlackgangen, 3 Kimgangen, te zamen 16 gangen, ieder lanck 4½, zijn 128 plancken.

70 Buick-stucken, 140 zitters, 150 Oplangen, en 16 stutten, 26 balcken, 52 knies; 14 deelen voor de overloop, 3 gangen in 't Huidicht, t'zaem 30 planken.

2 Spant-barckhouten, die voor, tot op de boeg toe, op zijn gezet, en dan weder weinig zacken; zoo dat tegen elkandre schier komen te staen. 1 Spantvollinge. Aen Eizerwerck zoude omtrent gaen tot dusdanigen Schip, 300 gulden, aen Spijkers 170 gulden, aen Nagels 70 gulden, aen pick, teer, en werck, 113 gulden.

De pal aen het Braat-spit staet boven 't braet-spit, en steunt tegen de mast aen. De hoofden daer van, komen deur den overloop, en zijn onder tegen de balck aengeslagen. De stuiten hebben in 't gemeen aen ieder zijde een Ballast-poort: de Hout-poort achter werdt door vier oogen met dwershouten, en touwen wel vast toe gemaeckt: boven de Bril, daer de roer-pen doorgaet, legt een luik. Op deze Fluiten komt mede achter boven een groot luick, 't geen een ander luick in den overloop onder zich heeft, door welcke beyde men goederen in 't ruim neer laet. Langs de staggen hangen houte leuvers: hier doetmen het Stag-zeil aen. Het vierkant wulf achter, moet ietwets achter over hellen, want het andezins inwaerts schijnt te hellen.

De uiterlijcke vorm en gedaente van Fluit-schepen, zijn op de plaet hier nevenstaende ten toon gestelt, gelijck ook een Galjoot van de keinste slag, die haer roer-pen overboort draeien.

Als de Boegspriet de steven legt, moet de steeven niet te hoog zijn, dog als zy daer bezijden legt, moet hy vry hoog komen. Het ent van de Boeg-spriet steeckt deur het verdeck, of legt daer slegts op in Fluit-schepen, en is met een beugel geslooten. De knies, die tegen 't luick over staen, komen met haer langsten arm onder den overloop, of men legt wel kleine balckjes tot aen de luicken toe.


Nicolaes Witsen: Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en bestier: Waer in wijtloopigh wert verhandelt, de wijze van Scheeps-timmeren, by Grieken en Romeynen: Scheeps-oeffeningen, Strijden, Tucht, Straffe, Wetten en gewoonten. Beneffens evenmatige grootheden van Schepen onses tijts, ontleet in alle hare deelen: Verschil van bouwen tusschen uitheemschen en onzen landaert: Indisch Vaertuygh: Galey-bouw: hedendaegsche Scheeps-plichten: Verrijckt met een reex verklaerde Zee-mans spreeck-woorden en benamingen. Doorgaens verciert met vele Kopere platen.
Casparus Commelijn; Broer en Jan Appelaer, Amsterdam, 1671. pp 159-.

Transcribed by Lars Bruzelius


Sjöhistoriska Samfundet | The Maritime History Virtual Archives | Shipbuilding | Search.

Copyright © 2001 Lars Bruzelius.